Twee gedichten: Lammert Voos

Lammert Voos is geboren 1962  te Eenrum, groeide op in Sneek.  Medio jaren tachtig was hij zanger/gitarist/componist en tekstschrijver van de band Umberto di Bosso é Compadres. Schrijft poëzie in Nederlands en Gronings en bracht drie dichtbundels en twee prozabundels uit, waarvan de laatste De terugkeer van het haringorakel genomineerd was voor de Grote Inktslaafliteratuurprijs 2013. Momenteel werkt hij aan een roman. Hij was van augustus 2011 tot augustus 2013 stadsdichter van Deventer.

*

Amphitrite’s theater

Witgekuifd is de straffe eeuwige ruis
van rollers, bodemhoop wier blaren
op geblakerde wangen, zilte traanstrepen,
het kielwater bruist in leegte.

Loom rollen golven rond waar boorden
waren, verslinden dek, omarmen lijken
van kameraden en stervensdrek, fluisteren
een lied van honger, dorst en dood.

Vaste landen onbereikbaar, mijn eiland
in de stilte, podium boven de branding,
nachtdemonen zuigen, zeuren, dreinen, trekken,
waren het maar minnen met zoete zang.

Zon, vriend van koulijders, onverdraaglijk,
ongenadig licht op mijn gezicht, gesprongen
lippen, schittert in opgehoopte kristallen,
weerkaatst, dooft ieder avond hoop.

Zout onder de kiel, in de zakken, doet gram
schrompelen, losweken de tijd, dorsten naar
een bewijs dat ik hier was, dat ik rauw
een stem had, die sprak vol betekenis.

Ruik hoe door en door rot, nat ook,
het hout, de bodem bezwijkt, ik langzaam
zink, volgezogen met water, verzadigd
van teen tot kale glimmende kruin.

Nu, die ene vinger aan het oppervlak,
vers voedsel voor stormvogels.

Inferno

verdommenis is oostenwind tochtend tussen
reumatische tenen, ijzige slagregens priemend
in mijn wangen, de dood in de gordijnen, een
harde meedogenloze matras, de spade die krombuigt
op de bevroren grond, een groeve half vol water

de onderwereld ligt hoog op een terp naast een kerk,
aanschouw daar ongemarkeerde babygraven, mijn
dementerende grootmoeder vastgebonden op bed,
drijvend in uitwerpselen, huilend en smekend om
diezelfde kinderen en de genade van God

in de hel is geen vuur en ik kan dat weten,
ik heb de duivel reeds tweemaal begraven en mijn
naam is voer voor snobs, dwepers, flagellanten
en narren, mijn naam is immers