Duren (Zomer-IJsland IV)

Ook nu mijn enkels dik zijn van het vocht, blijven het cirkels van driehonderdzestig graden. Elk object vult alle driehonderdzestig graden uit, er valt geen graad tussen te krijgen, tussenuit te bietsen.
Binnen maken we plaats voor de piano. We ruimen kasten uit om er beweging in te krijgen. Schuiven leidt tot schuiven, steeds schiet er een meubelstuk over. De afstanden lijken te veranderen maar de kamer blijft het speelveld waarin je om dezelfde as tolt. Lengte maal breedte maal hoogte is de formule waarin we gestalte krijgen. Draait mijn dochter een pirouette dan weet ze wanneer ze rond is. Om graden aan een cirkel toe te voegen, visuele valeur ajoutée, zul je de ruimte zelf moeten buigen. Zoals je met het toevoegen van een woord aan een zin de ruimte ombuigt, taal laat zuigen.

Onze dochter heeft het kompas van haar IJslandse grootvader onder de leden, bij elke wending van haar lichaam wordt opgeslagen waar ze zich in haar cirkel bevindt, met de zuidoostenwind als permanente geheugensteun. De zeldzame westenwind noemt ze de Jónwind, naar buurman Jón, die ten westen van ons woont.
In en achter kasten stuiten we op vergeten boeken, foto’s, LP’s en tekeningen, dichtgekalkte tijdsplanningen uit mijn studiejaren, waarin ik met gekleurde tape, waarop geen enkele pen pakte, schrijftijd afplakte – late avonduren, kwartiertjes tussendoor. We openen dozen en lezen, beluisteren alles.
Ons kind heeft op elke lege plank van de boekenkast een blote pop opgebaard, zachtjes zingt ze in haar mortuarium: Verður margt að meiniveel zal er worden gehavend. Van een nichtje heeft ze nieuwe woorden opgestoken, ze doet alsof ze op iets kauwt en zegt: Ik heb tyggjó.
In ons drietalige huishouden hebben we de regel dat je de zin afmaakt in de taal waarin je hem begint. Ik vraag: Hoe zeg je tyggjó in het Nederlands?
Ze roept naar de keuken: Pabbi, hvað er tyggjó á ensku, wat is tyggjó in het Engels?
Mijn man roept: Chewing gum!
Aha, zeg ik, heb je kauwgom?
De akoestiek is met het verschuiven van meubels veranderd, geluidsgolven botsen op andere plekken tegen obstakels, omloopgeluiden nemen een nieuwe route. Ik zet de tuindeur open. Losse geluiden siepelen binnen, Messiaens Quatuor pour la fin du temps verspreidt zich over de baai. Ik luister niet naar de musici, naar hun interpretatie, intonatie, vibrato, stokvoering; ik luister niet naar de componist. Ik hoor iets wat door een mens is gemaakt in een context waar niets door een mens is gemaakt. Muziek krijgt in dit fjord zijn identiteit terug door hoe het zich emancipeert van zijn omgeving, door het verschil tussen wat er klinkt en wat er niet klinkt, zoals het contrast tussen bergrug en lucht.
Op het conservatorium, een stapeling van vibrerende kamertjes, studeerde je boven de trillingen uit, tegen de klok in, met gegleufde vingertoppen, een ontstoken plek in je nek en kloppende oren – allang met luisteren gestopt, staarde je naar de omhoog en omlaag wijzende vinger van de Maistro. Door geopende ramen liet je je begeleiden door geklingel van trams, ruis van banden over asfalt, gerikketik van op groen springende stoplichten, fietsgerammel, motorzagen, het zuchten van bussen, bellen, sirenes, het piepen van remmen, het ritselen van de bomen, hoe ze zich krakend vertakten, wortel schoten onder de stoep alsof het vanzelf sprak. Je oor trok elk geluid naar zich toe. Je snapte niet dat er zoveel inpaste. En het paste ook niet. Je hebt jezelf tijdens een concert betrapt op de gedachte: Ik zie wanneer de dirigent aangeeft dat ik moet inzetten, maar in zo’n kerk met hoge gewelven komt alle visuele informatie wat vertraagd, dus ik moet wat eerder zijn – o nee, dat betrof het geluid, niet het beeld. Knikkebollend heb je de studie afgerond.
De vermoeidheid die een zwangerschap met zich meebrengt is er niets bij. Er komt weinig van de grond, een simpele maaltijd bereiden is een queeste, me omdraaien in bed schier onmogelijk. Maar vioolspelen terwijl ik de uitputting nabij ben is vertrouwd, ik heb geleerd mijn fysiek te negeren als ik studeer. Ik hoef de viool maar onder mijn kin te voelen of mijn buik verdwijnt. Mijn arm, opgedikt, maakt toon. Uit het contactpunt tussen haar en snaar trek ik een lijn zoals je met ijzerdraad een stuk klei van een homp snijdt, ontfutsel ik het stuk hout een paar maten Mozart, konijn uit de hoed. De foetus maakt een salto, onze dochter lacht en klapt in haar handen. Eerder heeft ze het instrument, ons enige bezit van waarde, op de grond laten stuiteren, over de lengte laten barsten.
We hebben gezocht naar een clownsviooltje, een zestiende, voor spek en bonen; ze zijn op IJsland uitverkocht.
De scholeksters stuiven op rond het huis, ik probeer hun gegil op mijn e-snaar na te bootsen, geklapwiek van ganzen, het sidderen van hemelgeiten.
Uit onze speakers klinken de vogels van Messiaen, die zich niet lieten vangen in vierkwartsmaten. Her en der zijn er korte duurtjes bijgeplakt, valeur ajoutée, voor cadansloos gezang. De plaat kraakt, er zit een tik in; mijn dochter zegt: De vogels hebben de hik.
Een zestiende noot toegevoegd aan een vierkwartsmaat: een extra graad in een cirkel – met tijd kun je goochelen. De plaat zal door al die toegevoegde waarden een paar seconden langer duren. We zullen een paar seconden later eten. Maar ergens zullen we die tijd moeten inlopen. Want de aarde gaat er niet langzamer van draaien. Gaan we een paar seconden later naar bed, dan zal de nacht korter zijn. We kunnen geen duur aan het etmaal toevoegen, al doen we nog zo ons best de avond kwartieren op te rekken.
De haan van de boer, met zijn circadiane klok van vierentwintig uur precies,  kraait klokke zes.
Buiten regent het, waait het. We horen onze dochter mompelen in haar ledikant: Ik dacht dat die wind was afgelopen.

*

Laura Broekhuysen, die al meerdere malen voor de Revisor schreef, verhuisde naar IJsland. Daar leeft en schrijft ze, tien afleveringen Winter-IJsland op Revisor.nl. Lees alle afleveringen: ééntweedrieviervijfzeszevenachtnegen en tien. En nog steeds. Ter voorbereiding op een bundel die in april 2016 zal verschijnen bij Uitgeverij Querido vervolgt ze nu met Zomer-IJsland: afleveringen één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen en tien.