Nova (2)

Vandaag deel 2 van ‘Nova’, een kort verhaal van Dieuwke van Turenhout. Lees hier het eerste deel. Deze week verschijnt ook nog het slot.

*

Onderaan de trap wacht Peter. Kom jij maar eens bij mij, vrolijkerd. Hij ziet de bultjes en fronst. Wat is dat?
Geen idee. Waterpokken? Zesde ziekte?
Ze lijkt er geen last van te hebben.
Nova loopt een paar stappen naar hem toe. Ze kraait van plezier, verliest haar evenwicht en valt op haar billen. Peter tilt haar op. Kom, zegt hij.
In hun lege woonkamer rollen ze de mat uit. Nova speelt met een stoffen olifantje. Ze verstopt het achter de rug van Peter en komt telkens kijken of het er ligt. Als Fiona met haar buik op de olifant gaat liggen, probeert Nova haar eraf te duwen. Haar vingertjes zitten nu vol blaasjes.

Ik ga even een banaantje voor je pakken, zegt Fiona als ze opstaat. Peter, wil je ook?
Peter tilt Nova met een zwier hoog boven zijn hoofd, Nova lacht. Nee dank je, zegt hij, vandaag eet ik Nova, en hij laat haar buik op zijn hoofd rusten.
Fiona pakt twee bananen uit de fruitschaal op het aanrecht. Snel zet ze wat water op voor thee. Ze neuriet een deuntje van de Nigeriaanse radiozender. Over de witte keukenkastjes ziet ze de stoffige colonne van hulpgoederen aankomen, de damp uit de waterkoker de hitte van het kamphospitaal. Niemand durfde het aan hen te bezoeken in Nigeria. De herinneringen zijn van haar en Peter alleen.
Neem een doek mee?
Ze laat de kruiden trekken, pakt een doek van het droogrek buiten bij de keukendeur en loopt met de doek en de bananen terug.
Heeft ze gespuugd? Ze zwijgt abrupt. Wat is dat?
De bultjes…een paar sprongen er open.
Open?
Op het rode tshirt van Nova verschijnen steeds meer kleine natte plekjes.
Fuck, wat is dat nu? Trek uit, snel.
Peter houdt Nova’s elleboog in negentig graden en tilt met zijn andere hand haar shirt omhoog. Shit! Hij laat haar elleboog los en toont Fiona zijn handpalm. Zijn handpalm glimt van het vocht, en op Nova’s shirt tekent zijn hand in natte plekjes af.
Handschoenen.
Wat?
Handschoenen!
Fiona rent, haar blote voeten piepen bij het afzetten tot ze boemelend de trap op stormt. Hijgend staat ze even later voor hem. Nova grijpt met haar bezweerde handjes naar de bungelende witte latex vingers. Met een laatste klap van latex op huid heeft Peter de zijne al aan. Fiona’s vingers trillen zo, dat ze de handschoen niet open krijgt. Peter zit op zijn hurken naast Nova, hij legt een wassig witte handschoenhand op Fiona’s pols. Rustig, zegt hij. Blazen. Fiona knikt, haar ogen groot, de pupillen wijd. Ze brengt een handschoen naar haar mond en blaast er lucht in alsof het een ballon is.  Met een krakend geluid ontpopt het materiaal zich tot lege handschoen. Fiona wringt haar hand erin, de vingers buigend en strekkend, haar mond beweegt, de lippen samengeperst. Dan valt ze op haar knieën naast Peter en Nova. Nova lacht haar tandvlees bloot, één tandje heeft ze en met een snik ontdekt Fiona dat er juist bij de aanhechting een blaasje is ontstaan.
Peter kleedt Nova nu resoluut uit. Zijn ogen flitsen zo nu en dan over zijn handschoenen heen. Vocht, mompelt hij. Hij ruikt er even aan. Latex, zegt hij, ze zouden reukloze doktershandschoenen moeten maken. Echt reukloos.
Nova is nu, op haar luier na, bloot en Peter inspecteert haar vakkundig. Hij loopt met behandschoende vingers over haar buik, wat Nova nogmaals aan het lachen maakt, tot de druk van zijn wijsvinger een blaasje met een vochtig ploppend geluid doet barsten. Hij trekt zijn hoofd snel weg. Fiona ziet het met afschuw aan. Ze zit er helemaal onder, zegt ze. Ze zit er helemaal onder, echt helemaal.
En de gebarsten blaasjes? Kijk hier, het velletje hangt er los bij.
Maar dan ziet hij dat er nieuwe blaasjes ontstaan daar waar ze juist stuk zijn gegaan, het is als kijken naar soep die langzaam gaat koken. Babysoep.
Nova lijkt er geen last van te hebben.
Gelukkig niet.
Wat moet ik doen? Talkpoeder? Jodium?
Fiona pakt eindeloos voorzichtig Nova onder haar okseltjes, en trekt haar dicht tegen zich aan. Ze negeert het geluid en laat het natte rugje tegen haar lege buik aan rusten. Nova pakt met haar handjes de latex vingers van Fiona, één nageltje krabbelt over het gladde oppervlak. Handschoen, zegt Fiona uit automatisme. Bwa-oe zegt Nova. Dan pulkt ze met een nageltje aan de blaasjes op de rug van haar eigen handje. Met naaldscherpe plofjes spatten die open. Direct ontstaan er nieuwe.
Peter kijkt het vol verwondering aan. Ze heeft er echt geen last van, kijk, er is gewoon een stukje van haar hand weg. Fiona probeert met alles wat ze heeft het afschuwelijke geluid buiten te sluiten. Ik ben doorweekt, zegt ze. En ik ruik allang geen latex meer.
Nee.
Ze laten Nova staan, het ongeduldig trappelen van haar voetjes als een duivels drumstel. Haar wangetjes bollen op, haar knietjes, hele happen zijn al uit haar buikje als de eerste druppel bloed van haar af spettert. Ze kijken er alle drie naar. Nova laat zich op haar billen zakken –het geluid, natte scheten, leeglekkende lammeren- en steekt haar rechter wijsvingertje uit naar de druppel bloed. Dan ontstaat daar, juist op het topje, een blaasje dat in rap tempo in omvang toeneemt, het vocht wordt rood en voordat ze het druppeltje op de mat kan aanraken, spat de blaas open.
Doe iets. Wat gebeurt er?
Ik weet het niet. Ik weet het niet. Doe haar luier uit.
Fiona gehoorzaamt, ook al heeft Peter zijn stem niets van de autoriteit die ze van hem kent. Met twee vingertoppen duwt ze het voorhoofdje van Nova naar achter, met haar andere hand ondersteunt ze het gebobbelde achterhoofdje en zo vleit ze haar op haar rug. Haar liefste wens lijkt te wel koken, de huid tot leven te zijn gekomen. Hoe kan dit? Zegt ze nog eens, haar stem schiet zo hoog dat ze naar adem moet happen. Dan trekt ze met een rats de plakstrips van Nova’s luier los. Nee, zegt ze, nee dit kan niet. Peter, wat is dit?
Nova kijkt met haar bruine ogen van Fiona naar Peter. Die zit op zijn hurken, met zijn ellebogen tegen zijn navel gedrukt en zijn vuisten gebald op zijn voorhoofd. Zodra Fiona zijn rug ziet schokken, weet ze genoeg.
Nee. Nee. Nova, nee. Ze vermant zich en zwaait streng met haar wijsvinger. Nova lacht en reikt met haar handjes omhoog. Haar tandje laat langzaam los.
Peter kokhalst en geeft over in zijn handen. Hij ontwijkt de ogen van zijn vrouw en verdwijnt geluidloos als een spook naar de wc. Hij denkt aan de sterretjes die hij als kind afstak met oud en nieuw. Aan de wens die hij mocht doen. Wat wenste hij? Een step? Een bal? Wereldvrede? Een kind?
Hij blijft op het toilet tot zijn benen slapen van zijn eigen gewicht die ze afknelt. Hij blijft ook daarna zitten, telt zijn vingers, bestudeert zijn nagelriemen en probeert een patroon te ontdekken in de moedervloekken op zijn linkerarm en als hij die niet vindt, op zijn bovenbenen. Daarna telt hij de tegeltjes van de muur tegenover hem, ieder tegeltje krijgt een naam, een naam van iemand die hij niet kent. Hij blijft op het toilet tot hij niets meer hoort behalve het zoemen van zijn eigen bloed, het fluiten van zijn eigen adem, totdat hij nog een keer geplast heeft zelfs. Dan staat hij op en sleept zichzelf terug naar de woonkamer.
Fiona zit op haar hurken op de mat. Ze heeft haar handschoenen uitgetrokken en aait zacht over de ribbels van het vlechtwerk. Haar blouse en broek zijn doorweekt en plakken tegen haar lijf. Haar gezicht is wit, haar ogen rood met een onbezoedeld blauw midden.
Ze heeft tot het laatst gelachen..
Dat kan niet, zegt hij.
Ze staart hem aan, snot en tranen kruipen vanaf haar kin haar nek in. Dat weet ik. Dan richt ze haar blik weer op waar Nova was. Haar gezicht staat zacht en ze prevelt. Als Peter naast haar op de mat ploft, zijn knieën en scheenbenen direct nat en plakkerig, hoort hij dat ze het wiegelied zingt. Je hebt de woorden weer. Onye mere nwa nebe akwa Hij sluit zijn ogen en wiegt langzaam heen en weer. Zijn vingers herinneren zich de zachtheid van Nova’s huid, hij beweegt ze alsof ze die nog met geurende olie insmeren. Opnieuw en opnieuw zingt Fiona het liedje, Onye mere nwa nebe akwa ze weet niet alle woorden en de lacunes vult ze op met “Nova” of een stukje neuriënd. Peter verliest zichzelf boven de vlaktes van Afrika, de roep van de vogels, het gestamp van duizenden zwarte voeten, met de raadselachtige blankroze onderkant. Hij waait met de wind over de droogstaande rivier, de verbrande dorpen, tot hij tenten ziet, rijen tenten. Daar, voor de wit plastic flap, dat door een onvoelbaar briesje beweegt, hoort hij de eerste kreet van Nova.
Het is niet Nova, maar Fiona. Ze schreit, stikkend, zoute draden die rivieren trekken door een landschap van verdriet. Ze bukt, haar twee handen op de lege mat, brengt haar gezicht naar de mat en kust die. Ze heeft tot het laatst toe gelachen, ze heeft er echt geen last van gehad.
Wat doe je? Maar hij weet het best. Peter kijkt naar zijn huilende vrouw en plaatst zijn linkerhand dan naast haar rechter. Zijn gezicht is nog helemaal schoon, droog en schoon. Schaamte kleurt zijn wangen. Hij zakt door zijn armen, niets is er over van hun Nova. Zijn strot doet nog pijn, maar hij kust elk plekje waar ze ooit was. Zijn lippen worden ruw van het reliëf van de mat. Hij kust de mat die ze op een stoffige markt kochten, hij kust waar hij haar voetjes heeft geweten. Hij kust Fiona alsof het hem zal redden.

Dan is er niets meer.