Nova (1)

Vandaag deel 1 van ‘Nova’, een kort verhaal van Dieuwke van Turenhout. Deze week verschijnen ook nog deel 2 en het slot.

*

Op de laatste dag van hun zelfverkozen quarantaine krijgt Fiona koorts. Peter houdt haar in zijn armen, kust haar bezwete voorhoofd en neemt Nova behoedzaam van haar over. Hij bindt haar in een doek op zijn rug, precies zoals ze het hun vroegere maid hebben zien doen.
Hij opent het raam van hun slaapkamer om de frisse aprilwind binnen te laten en brengt haar een glas water. Veel meer kan hij nu niet doen.
Nova houdt zich stil als hij zijn ouders belt.

Fiona heeft koorts gekregen, zegt hij. Waarschijnlijk niets om ons druk over te maken, maar ik wilde jullie toch even op de hoogte stellen. Ze ligt in bed. Ze zweet wel, maar niet zoals we in de vluchtelingenkampen zagen. Nee, ze heeft ook geen andere symptomen.
Kunnen we de kleine Nova zien?
Dat zal moeilijk gaan. Volgens de regels die we hanteerden in de kampen is onze quarantaine nu opnieuw drie weken verlengd.
Moet Nova niet juist ver weg zijn van het ziekbed van haar moeder?
Nee, dat kan niet meer. Wat het ook is, de incubatietijd is al voorbij. Fiona is ook rustiger met Nova in de buurt.
Peter hangt op en loopt door het karig ingerichte huurhuis. Hij opent alle ramen en deuren op de benedenverdieping, bijgeloof van het personeel dat ze tot voor hun overhaaste vertrek uit Nigeria hadden. Geesten moeten vrijelijk het huis in en uit kunnen, en tocht, daar houden kwade geesten niet van. In Nederland tocht het altijd. Als hij zeker is dat hij overal is geweest, trekt hij zich met Nova terug op het kinderkamertje naast hun slaapkamer. Hij verschoont haar luier, wrijft haar voetjes tot ze kraait en kust de glimmende huid van haar buik. Ze ruikt naar zwitsal vermengd met de Nigeriaanse baby-olie en hij sluit snuivend zijn ogen om de kleurrijke beelden die de geur oproept beter te zien.
Peter? Wat doe je?
Hij staat op, duwt zijn neus een laatste keer in het naveltje van het meisje en tilt haar voorzichtig op. Haar bruine ogen haken in de zijne als ze buik tegen buik naar Fiona lopen. Nova lacht.
Niks, lieverd, zegt hij. Ik speel met Nova. Kijk, de armpjes en beentjes worden nu al echt een beetje mollig – goed hè?
Fiona knikt, ze is een pafferig soort geel maar haar ogen lichten op zodra ze naar Nova kijkt. Ze schraapt haar keel en tilt haar hand onder de deken vandaan. Geef maar, geef haar maar hier.
Ik wilde haar juist de fles gaan geven, zegt hij als antwoord. Rust jij maar goed uit, des te eerder ben je beter.
Denk je…? Ze slikt. Wat denk je? vraagt ze, haar ogen op het achterhoofd van Nova gericht.
Griep, gebrek aan slaap, stelt hij haar gerust. Ze knikt, aarzelend. Echt? Echt.
Soms droom ik dat het niet waar is, zegt ze. Dat ik wakker word en dat het niet waar is. Dat Nova er niet is, dat we geen kinderen hebben, alleen maar leegte.
We hebben Nova, zegt hij.
Beneden zet hij haar op de grond. Meteen grijpt ze zijn broekspijp en gaat staan. Ze huilt klaaglijk. Zo kom ik natuurlijk niet toe aan je fles, zegt hij. Blijf je even hier? Zachtjes wringt hij haar vingertjes los en loopt naar de keuken. Aan het geluid kan hij horen dat ze achter hem aan kruipt.
Na de fles legt hij haar in bed. Normaal zouden ze nu alle drie in het grote bed liggen, hij en Fiona als een grote roze baarmoeder veilig om Nova heen. Met één vinger aait hij haar wangetje, genoeg om hem te laten glimlachen. Voor hij haar ouders belt, kijkt hij nog bij Fiona, die bewegingloos slaapt.
Wat voor ziektes waren er precies in Nigeria, vragen zijn schoonouders. Zijn die allemaal dodelijk? Moet Fiona niet naar een afgeschermde afdeling van het academisch ziekenhuis? En Nova, hoe is het met Nova?
Nova slaapt, en Fiona ook. Het komt vast allemaal goed, sust hij.
Stuur ons toch eens wat foto’s, klagen ze, we hebben er maar een paar. En daar is niet eens op te zien of het een baby, een aapje of een opgerolde handdoek is – dat is Fiona’s moeder.
Peter belooft op zoek te gaan naar de fotocamera. We zijn zo dolgelukkig met haar, dat we niet eens gezocht hebben naar ons toestel, zegt hij. Elke seconde dat we haar niet rechtstreeks zien, is een verloren moment.
Zijn schoonvader gromt en snuift. Als je niet zo’n godbeterende wereldredder was, zou ik denken dat je ons voor de gek houdt.

Voor het einde van de week belt Fiona zelf. Ik ben beter, echt waar. Geen dokter aan te pas gekomen, rust en frisse lucht, dat was het. Vanochtend heb ik zelfs de vloer gedweild, en alleen de zwabber zwabberde. Ze lacht.
Meisje, wat fijn te horen. We maakten ons zorgen, dat mag je best weten. Mogen we nu dan eindelijk komen?
Het spijt me mama, nog steeds niet. Nu is Peter geveld. Je zult nog even geduld moeten hebben.
En Nova, waar is Nova?
Die is bij mij, hier op mijn rug. Hoor je haar niet pruttelen?
Ze horen het niet.
Sluit toch eens Skype aan, brommen ze. We hebben geen idee hoe onze kleindochter eruit ziet. Ria van de overkant is ook oma geworden, die heeft foto’s op haar telefoon en ingelijst in de woonkamer. Wij hebben niets, niets! Straks kan ze lopen voor we haar eindelijk eens te zien krijgen.
Ze loopt al aan de hand, zegt ze trots. En dan: ik sta er eigenlijk niet zo bij stil dat ik foto’s zou moeten nemen, mijn hoofd loopt over met papjes en stapjes. Ach, het komt vanzelf, mam, laat Ria je niet gek maken.
Fiona speelt met Nova en als ze niet met Nova speelt, knuffelt ze met haar. Als Nova slaapt, zit ze naast haar bedje, haar pink tegen de teentjes van het kindje aan. Zelfs in haar slaap krult Nova haar voet en teentjes om de pink heen. Als een aapje, denkt Fiona, ik ben mama aap geworden.
Al die tijd ligt Peter in bed. Hij rilt en kucht verzoeken. Ramen open, Nova zien, water, nog eens water, en zijn beneden ook alle ramen open? De geesten moeten vrijelijk kunnen komen en gaan.
Geesten, zegt ze als ze hem een glas water en de thermometer brengt. Geesten komen hier niet, lieverd.
Peter is daar niet zeker van. De vluchtelingen…de kampen…de geesten van de voodoo dansers. Nova. Ze waren er, fluistert hij. Een rochel beneemt hem de adem en heel even is Fiona bang. Ze ziet de oranje geel gekleurde hoofdtooien weer, het vriendelijke wit van de ogen dat bij zovelen rood ging bloeden. Hun maid, en Nova. Gelukkig is er Nova. Je hallucineert, zegt ze liefkozend. Geesten printen geen boarding card, geesten blijven trouw aan hun geboortegrond.
Hij hoort haar al niet meer, hij slaapt.

Peter knapt langzaam maar zeker op. Ze moeten gaan denken aan de toekomst, aan een leven na de quarantaine, aan werk, aan routine, maar ze willen niet.
Terug naar Nigeria is uitgesloten.
Op maandagmorgen net nadat de vuilniswagen de straat heeft laten schudden, schreeuwt Fiona van boven- Peter, Peter! Haar stem klinkt onnatuurlijk. Peter rent, blootsvoets, de koffiemok onstabiel op het aanrecht valt met een venijnige pets aan scherven.
Peter stuift het kamertje in – leeg, hun slaapkamer dan – daar is ze. Fiona wiegt Nova, maar haar gezicht is strak. Ze heeft koorts, zegt ze. Peter ademt hoorbaar uit. Oké, koorts, dat kan. Koorts kan. Alle kinderen krijgen wel eens koorts. Hij stapt op het raam af en zet dat open. Vogelzang trilt de slaapkamer in. Deze moet open blijven, zegt hij, dat is belangrijk. Hij kijkt naar zijn vrouw, haar dunne armen heeft ze beschermend om Nova geslagen. Geef mij Nova maar even. Nee, ik heb haar. Hij knikt. Zijn dappere vrouw, hij hoort een zachte snik. Peter draait zich om en controleert alle ramen in het huis nog eens. Die op het kleine kamertje zet hij verder open en omdat de bries het raam terug duwt, pakt hij een luier en klemt die tussen het kozijn en de vensterbank. In de keuken raapt hij de scherven van de mok op. Ze hebben niet eens een krant om de ze in te wikkelen. In de vuilnisbak buiten ligt een plasluier, daar vouwt hij de stukken in. Een scherp randje krast zijn wijsvinger open. Fuck, zegt hij veel te hard.
Met keukenpapier maakt hij de vloer verder schoon. Druppels bloed vallen op het linoleum als hij met een hand vol kletsnat bruinig papier naar buiten loopt. Fuck.
Uit het keukenkastje pakt hij hun EHBO kit. Hij zuigt op zijn vinger, duwt zijn tong op de opengesneden huid. De smaak van bloed verdringt die van koffie. Hij desinfecteert de wond en doet er een elastische pleister op. Dan loopt hij terug naar boven.
Fiona loopt rondjes naast hun bed. Ze neuriet de melodie van een Nigeriaans wiegelied. Ik ken de woorden niet, zegt ze als Peter de kamer binnen komt. Ze stapt naar Peter toe en rust haar voorhoofd tegen zijn borstkas. Nova ligt warm ingeklemd tussen hen in. Ik maak me zorgen.

Fiona en Peter cirkelen om Nova heen. Een zucht en ze deppen haar lipjes met water, een jammerend kreetje en ze masseren oh zo zachtjes haar oorlelletjes. Ze voeden haar Bambix met een plastic lepeltje wanneer ze haar hoofd afwendt van de fles.
De nacht is duister en stil. Nova ligt tussen hen in. De hitte van het lijfje wordt hen soms te veel, ze koelen ook zichzelf met natte doeken. Hadden we maar internet aangesloten, zegt Fiona, dan konden we opzoeken wat het kan zijn. Niet dat het iets ernstigs is, natuurlijk.
Het is vast niets, wij zijn ook ziek geweest.
Het kan een doodnormale kinderziekte zijn.
Misschien moeten we toch eens een dokter overwegen.
Fiona kruipt dicht tegen Nova aan, haar neus bij de slaap van het meisje. Met elke ademteug ruikt ze Nova, Nova met zweet. Ze pakt het handje en legt het zachtjes tegen haar borstkas. Hier klopt mijn hart, voel je dat? Boem boem. Boem boem. Net als in Afrika, net als thuis.
Aan de andere kant ligt Peter, ook hij heeft haar handje beet en geeft kleine kusjes op de slapende vingertjes.
Zo vallen ze in slaap.

Mamamamama, zegt Nova na het ontwaken van de vogels buiten. Peter en Fiona kijken elkaar aan over het bollende buikje van Nova. Peter heeft groeven in zijn voorhoofd en een stoppelbaard, Fiona’s haar piekt van zweet en woelen. De koorts is geweken, zegt Peter. Ze snuiven de frisse lucht in bij het opstaan. Peter neuriet het wiegelied.

Fiona ontdekt de uitslag het eerst. Ze kust de lichte voetzooltjes, zacht als nieuwe kussentjes, als haar oog de oneffenheid ziet.
Wat is dat nu, aapje van me?
Nova speelt met een kam en kijkt niet op. Fiona ontkleedt haar helemaal, laat haar staan, naakt. Niet alleen de billetjes, ook de rug, en nu ze goed kijkt, ook op de armen. Overal ziet ze bultjes.
Meisje toch, dat zal wel jeuken, of niet? Ik zei nog vannacht, toen jij eindelijk, eindelijk sliep: we zouden eens een dokter moeten gaan zoeken. Dan nemen we dit beentje, en dit beentje, en dit armpje, en dit armpje en natuurlijk jouw dikke neus…ze plant natte zoenen op de aangetaste huid, allemaal mee naar de dokter. Hallo dokter, zeggen we dan. Hallo, dit is Nova uit Nigeria. Ze zwijgt abrupt.
Ze trekt Nova een schone luier en schone kleren aan. Kom, zegt ze als ze klaar is.